In deze fase zijn diverse deelaspecten ontwerpend onderzocht, rekening houdend met de analyse en de ambitievorming. Het doel is de risico's en de kansen te duiden om tot diverse ontwerpmodellen te komen waaruit een voorkeursmodel kan worden gekozen.
KANSEN staan voor aspecten van de omgeving, het gebouw, het interieur die potentie (kans) hebben om verbetering tot stand te brengen. Deze aspecten dragen geen of nauwelijks erfgoedkwaliteiten zodat het wijzigen of aanpassen ervan de erfgoedwaarde van het complex niet in het gedrang brengt. Het zijn eerder ‘zwakke’ punten die wenselijk zijn om te verbeteren in de toekomst.
RISICO'S staan voor aspecten van de omgeving, het gebouw, het interieur die belangrijk zijn en een positieve bijdrage leveren aan respectievelijk de omgeving, gebouw, interieur. Veelal vertegenwoordigen deze aspecten een grote erfgoedwaarde. Het wijzigen of aanpassen ervan is een risico omdat het karakter respectievelijk erfgoedwaarde van het complex zou aangetast kunnen worden. Het zijn eerder ‘sterke’ punten die bij voorkeur behouden worden.
Deze methode heeft geleid tot verschillende modellen gaande van een minimale renovatie (XS-model) tot een verregaande renovatie (XXL model). De uitdaging was om de goede balans te vinden tussen de ambitievorming, budget en planning.
De nood aan renovatie staat al enige tijd voor de deur, zowel op vlak van interieur, als technieken als bouwkundig (lekkend dak). Naast bouwkundige aspecten is er ook de wens om sommige cinemazalen te verbeteren (akoestisch, aantal stoelen, flow, zichtlijnen), het gebouw toegankelijk te maken, en de dakverdieping nuttig te gebruiken.
In alle modellen is naar voor gekomen dat het wenselijk is om meer doorbloeding te bekomen tussen de cinema en zijn stedelijke omgeving. Zowel aan de zijde van de Korenmarkt—een betere zichtbaarheid van de cinema—als aan de Jan Van Stopenberghestraat. Deze gevel aan die zijde is immers zuid gericht, de straat heeft behoefte aan meer sociale controle en het zou een knipoog zijn naar het verleden gezien daar de voormalige hoofdingang van de Feestzaal was gelegen. Hier ligt een KANS.
Deze kans heeft zich in de diverse modellen in verschillende vormen heeft laten vertalen. Van behoud café met beperkte interactie naar de Van Stopenberghe straat tot een totaal open publiek gelijkvloers met leescafé, vergader- en eventuele pop-up ruimten. Echter het behoud van zaal 3 op het gelijkvloers was prioritair voor de goede werking van de cinema volgens Sphinx Produktie BV. Dit XL model werd bijgevolg geëlimineerd.
Het XS model is een model met enkel minimale ingrepen volgens de ambitievorming. Ingrepen die kunnen uitgevoerd worden zonder omgevingsvergunning. Echter wordt snel duidelijk dat de grens tussen minimale ingrepen versus de ambitievorming een niet eenvoudig verzoenbaar gegeven is. Want waar wordt de grens getrokken?
Immers, om een duurzame hvac-installatie te installeren is er een ruime opstellingsruimte nodig. Hiervoor is extra ruimte vereist ofwel op het dak ofwel ‘in’ het gebouw. Dit impliceert bouwkundige wijzigingen en de nood aan een omgevingsvergunning. Daarnaast gaat een duurzame aanpak van technieken gepaard met het thermisch isoleren van de buitenschil. Het heeft immers geen zin de buitenlucht te verwarmen. Als er thermisch geïsoleerd wordt aan de binnenzijde (zie visienota Stedenbouw & Monumentenzorg), dient de binnen inrichting aangepast te worden o.a. aankleding, stoelen, wat ook de wens is. Maar ook de aanpak op vlak van evacuatie en brandveiligheid dient bijgesteld te worden.
Hetzelfde geldt voor het verbeteren van de akoestiek: gezien de structuur van het gebouw volledig stijf aan elkaar verbonden is werkt dit als een snaar van een viool. Het geluid wordt via de constructie doorgegeven. Het ontkoppelen van de structuur bij bestaande gebouwen is hier niet haalbaar, noch wenselijk gezien behoud van de structuur een eis is vanuit de visienota Erfgoed. Een doos-in-doos principe is de methode die overblijft en de (enige) beste oplossing om de akoestische prestaties van de zalen onderling en naar de buur deugdelijk aan te pakken. Een “halve doos” heeft weinig zin.
Om de toegankelijkheid te verbeteren, is het nodig een lift te plaatsen. Hiervoor zijn constructieve aanpassingen nodig en die zijn omgevingsvergunnings plichtig. Als een lift geplaatst wordt, dient sowieso de inkompartij en toegang tot de zalen her georganiseerd te worden.
Deze bovenstaande punten in beschouwing genomen, maakt duidelijk dat er al snel een omgevingsvergunning nodig is al is het maar voor de optimalisatie van de technieken en de toegankelijkheid. Omgekeerd geredeneerd, een XS model zou er ook kunnen uit bestaan om enkel de zalen her op te frissen (aankleding vloer, plafond, wand, stoelen), maar dit beantwoordt niet aan de ambitievorming en zou een renovatie zich op korte termijn alsnog op dringen. Denk aan bouwkundige reparaties, energiekost, toegankelijkheid en dat zou betekenen dat de investering van de heropfrissing van de zalen opnieuw moet. Wat niet de bedoeling kan zijn. Het model XS valt bijgevolg af als optie.
Uiteindelijk blijft model L over als voorkeursmodel. In dit model worden de zalen 4 en 5 op het dak gepositioneerd. Dit rijmt met de wens om de zalen 4 en 5 te optimaliseren en in te richten met minimaal 50 zitplaatsen. Het model M waarbij zaal 4 óf zaal 5 verplaatst worden, wordt geëlimineerd omdat dit een versplinterd geheel in de hand werkt. Het XXL model heeft op stedenbouwkundig vlak een te grote impact en valt om die reden af.
Model L is een gebalanceerd geheel die de ambitievorming waar maakt. Een meerwaarde van dit model is dat op deze manier de ruimten op de 1e en 2e verdieping beschikbaar zijn voor andere functies (zie voorkeursmodel) en opnieuw daglicht kunnen ontvangen. Ook op vlak van erfgoed en stedenbouw is het een meerwaarde om geen verduisterde gevel meer te hebben aan de Sint-Michielshelling.
[Auteurs van de inhoud op deze pagina: MEET OYO in opdracht van Screensaver]